Wat zijn belangrijke momenten in je leven tot nu toe? Wat zijn jouw talenten? En hoe zie je jouw toekomst voor je? Oudere VSO-leerlingen leggen het vast in een Toekomstplan. Ze leren zichzelf zo beter kennen en bereiden zich voor op de stap van school naar arbeid. “Ben jij stoer?”, vraagt leerkracht Loes Brouwers aan Marieke (17 jaar). “Ja, want dit gesprek is onverwacht en toch doe ik het.”
Levenslijn, dromen, talenten
Vragenkaarten met talenten helpen om samen in gesprek te gaan. Met vragen als: ben jij snel, kun je goed kiezen, ben je sterk, ben je een pietje precies? Loes kijkt Marieke bij de laatste vraag lachend aan. Marieke denkt na. “Ik vind wel dat het goed moet. Eerst kon ik echt niet tegen verandering. Maar ik heb geleerd om twee keer na te denken. De gesprekken helpen daarbij.” Loes: “Je zegt niet meteen meer nee, maar luistert even wat er wordt gezegd, vraagt je dan af waarom iets wordt gevraagd, wacht tien tellen en legt dan je eigen gevoel erin. Dat is de vooruitgang die je dit jaar hebt gemaakt.”
Al pratend en denkend leg je vast wat je talenten zijn en wat je minder goed kunt. Je brengt daarnaast je levenslijn in kaart. Leerlingen bepalen zelf welke momenten in hun leven ze willen vastleggen. Eén leerkracht stelt vragen, een ander maakt tekeningen. Het gaat bijvoorbeeld over je geboorte, je ouders, ziekenhuisbezoek, hoe je woont. Misschien heb je nog vragen aan je ouders of aan een arts? Vervolgens schrijf je op wat je dromen en je nachtmerries zijn.
Presentatie voor ouders
Loes: “In oktober starten we met het Toekomstplan. In maart nodigen we ouders uit voor een presentatie. De leerling vertelt en ouders moeten luisteren. Marieke: “Ik was heel zenuwachtig, maar het ging goed.” Loes: “Samen proberen we een vertaling te maken naar nu. Wat is er nodig om je dromen waar te maken? Welke stappen kun je zetten, nu, over 3 maanden, over 6 maanden?
Bijvoorbeeld: je inschrijven voor een opleiding. Of nu alvast thuis oefenen met koken en de was doen, om later zelfstandig te kunnen wonen. Het wordt daarmee een werkdocument.”
Sommige dromen blijven voorlopig dromen en dat is ook prima. Je kunt bijvoorbeeld een pony thuis willen hebben, maar dat is aan je ouders en kan lang niet altijd. “We kijken wel hoe je zo dicht mogelijk bij je droom kunt komen. Kun je bijvoorbeeld af en toe paarden borstelen in de manege? Het is belangrijk om goed door te vragen waar een wens vandaan komt. Waarom wil je graag politieagent worden? Als dat gaat om het uniform is werken bij een supermarkt misschien ook een optie. Daar draag je ook bedrijfskleding.”
Jezelf goed leren kennen
De bedoeling van de hele aanpak is dat je jezelf beter leert kennen en weet wat je anderen daarover kunt vertellen. Bijvoorbeeld aan je werkgever dat je moeite hebt met veranderingen, of graag zitten en staan wilt afwisselen. Loes: “Het hoort bij de methode personal driven planning, we hebben ons daar op een studiereis in verdiept. Het leert je zelfreflectie en geeft daarmee eigenaarschap.
Je kunt je stage niet leuk vinden, maar heeft dat zin om tegen mij als leerkracht te zeggen? Misschien moet je naar iemand anders toe. Dan noteer je in je Toekomstplan: over drie maanden heb ik dit gedaan.” In juni volgt een evaluatie, waar sta je nu? Is het gelukt? Top, vinkje erachter. En als het niet is gelukt: waarom niet? Je kunt dan nieuwe, misschien beter passende, doelen formuleren. Tot je van school gaat blijft het een werkdocument.”
Marieke heeft de smaak te pakken en heeft voor zichzelf nog meer bedacht. “Het staat niet in het Toekomstplan, maar ik wil graag meer leren, bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog. Met Loes heb ik besproken hoe ik dat aanpak. En ik zoek vrienden die op dezelfde manier denken als ik.”
‘Diepgaande gesprekken ontzettend leuk’
Loes: “Alle stapjes dragen bij aan een volwaardiger mens worden en zelfacceptatie. Door jezelf beter te leren kennen en te groeien in je ontwikkeling kun je die stap naar buiten maken. Daar hoort bij: weten wat goed gaat, scherp hebben wat aandacht nodig heeft en accepteren wat niet lukt. Teleurstellingen horen nou eenmaal ook bij het leven, we kunnen niet alles oplossen.”
“Het is ontzettend leuk om die gesprekken te voeren. Het helpt leerlingen om met beide benen op de grond te staan. Het heeft geen zin om te blijven hangen in wat je niet kunt en je steeds te spiegelen aan anderen. Natuurlijk kun je om hulp vragen, maar je moet voorkomen dat je leerlingen niet meer zelf laat nadenken, ze zielig gaat vinden en daardoor taken uit handen neemt. Ik strik hier geen enkele veter totdat iemand het me vraagt. Zo maken we leerlingen weerbaarder voor de wereld om zich heen en minder afhankelijk van anderen.”
“We willen dat leerlingen de school verlaten met de gedachte ‘ik weet wat ik kan en wat ik heb geleerd en daar ben ik trots op!’. Dat geeft mij heel veel voldoening. Natuurlijk geven we ook taal en rekenen in de klas, maar deze diepgaandere gesprekken zijn voor mij na 27 jaar onderwijs wel de jus over de aardappels.”